De Dichtmuis

Inspiratie uit bureaucratie (uit de bundel ‘Inspiratie uit…’)

De dichtmuis

 

Louis was een echte dichtmuis. Hij had een gevoelig gedicht geschreven met heel mooie woorden en hij besloot naar het marktplein te gaan om het daar voor te dragen. Hij pakte zijn kaasplankje uit het keukenkastje, want hij bedacht dat hij er misschien ook nog wel een stukje kaas mee zou kunnen verdienen. Hierna opende hij de deur van zijn holletje en ging op pad.
Op het marktplein aangekomen, legde Louis het plankje voor zich op de grond, schraapte vervolgens eens flink zijn keel en rechtte zijn rug. Hij wilde net met zijn voordracht beginnen, toen hij naast zich een barse stem hoorde. ‘Heeft u hier een vergunning voor?’
Louis keek verstoord opzij en zag een uniformmuis, die zijn boekje tevoorschijn trok. ‘Het is hier de openbare weg, dat gaat zómaar niet!’
Louis keek verbaasd naar het uniform dat, naar zijn kaasplankje wijzend, vervolgde: ‘Ik zie dat u inkomsten verwacht te ontvangen uit hetgeen u van zins bent hier te gaan ondernemen.’
Een beetje in de war gebracht, verklaarde Louis: ‘Ik wil alleen maar een mooi gedicht voordragen om een stukje kaas te verdienen.’
‘Dus als ik het bij het rechte eind heb, en dat héb ik, dan bent u een dichtmuis!’ concludeerde het uniform. ‘En staat u als zodanig geregistreerd, mijnheer?’
Louis knipperde wat onzeker met zijn ogen. Het uniform sloeg zijn armen op zijn rug, wiegde zachtjes heen en weer van zijn tenen naar zijn hakken en keek Louis hierbij streng aan. ‘U dient zich te registreren als vrij gevestigd dichtmuis, mijnheer. Indien u deze zaken niet in orde brengt, kunt u strafrechtelijk vervolgd worden, goedendag!’
Nadat het uniform was vertrokken, raapte Louis zijn kaasplankje op en keerde hij terug naar zijn holletje. Hij schreef een brief aan de registratiemuizen en toen alles in orde was, wilde hij weer naar het marktplein gaan om zijn gedicht voor te dragen. Hij opende de deur van zijn holletje en daar stond een blauwe belastingmuis met een formulier.
‘U dient als vrij gevestigd dichtmuis uw inkomsten op te geven’, sprak deze kalm.
‘Maar ik heb nog geen inkomsten’, antwoordde Louis een beetje geschrokken.
‘Dan dient u een schatting te maken van uw te verwachten jaarinkomen’, antwoordde de belastingmuis. ‘Ik raad u aan om een adviesmuis te raadplegen, die u wegwijs kan maken in de regels voor het opstarten van uw onderneming, een prettige dag nog!’
Louis wist niet eens dat hij een onderneming had. Hij ging naar de adviesmuis, die hem adviseerde om een kilo kaas op te geven als jaarinkomen. Dat leek Louis wel erg veel, maar volgens de adviesmuis was het belastingtechnisch het beste. Louis begreep er niet veel van en betaalde de adviesmuis drie stukjes kaas voor zijn advies. Hierna bracht Louis de brief naar de belastingmuis. Daarna wilde hij naar het marktplein gaan om eindelijk eens zijn gedicht voor te kunnen dragen. Hij opende de deur van zijn holletje en daar stond alweer zo’n blauwe muis met een formulier.
‘Ik heb hier een aanslag die u dient te voldoen! Uw jaarinkomsten bedragen 1 kilo kaas en daarover dient u belasting te betalen.’
‘Maar ik heb toch nog niets verdiend!’ antwoordde Louis ongerust.
‘Dat zal aan het eind van het jaar blijken’, zei de belastingmuis, terwijl hij een ander formulier uit zijn tas haalde. ‘Mocht u hierover in beroep willen gaan, dan dient u dit formulier in te vullen. Als blijkt dat uw inkomsten inderdaad lager zijn, dan zullen wij u het teveel in het volgende kalenderjaar terugbetalen.’
‘Ik kan u écht niet betalen’, zei Louis. ‘Ik heb bijna geen kaas meer.’
De belastingmuis keek om zich heen. ‘U bent toch de eigenaar van dit hol?’ antwoordde hij. ‘U kunt dus gerust een lening bij de leenbankmuizen aanvragen, goedendag mijnheer!’
Louis ging naar de adviesmuis, want hijzelf had wat het invullen van formulieren betrof niet veel kaas gegeten. Deze adviseerde hem om zijn gehele holletje te belenen, omdat er aan de onderneming nog wel de nodige kosten verbonden waren. Louis moest een goede verzekering afsluiten, voor het geval hij ziek mocht worden en daardoor geen gedicht zou kunnen voordragen.
Louis ging naar het hol van de leenbankmuizen, waar hij het benodigde bedrag kon lenen tegen een kleine woekerrente. Nadat alles geregeld was, wilde hij naar het marktplein gaan om zijn gedicht voor te dragen. Hij was echter door al die formulieren zo in de war geraakt, dat hij de mooie woorden niet meer wist.
‘Eigenlijk zou je een coachmuis moeten hebben voor de reclame en zo!’ adviseerde de adviesmuis hem, terwijl hij een dikke rekening uitschreef. Zo kreeg Louis een coachmuis, die voor hem advertenties plaatste in alle bladen.
Louis besloot weer naar het marktplein te gaan om zijn gedicht voor te dragen. Hij opende de deur van zijn holletje en daar stond de postmuis met een stapel rekeningen. De hele dag was Louis bezig om al die rekeningen te betalen.
‘Je hebt een boekhoudmuis nodig,’ zei de coachmuis, ‘anders ben je meer met papierwerk bezig dan met poëzie.’ Dus kwam er ook een boekhoudmuis.
‘We gaan nu werken aan je presentatie,’ zei de coachmuis, ‘en ik zal een afspraak voor je maken met de boekingsmuis, zodat je veel werk krijgt.’ De coachmuis kocht voor Louis een mooi getailleerd jasje met een ietwat nonchalante uitstraling, dat bijna een kwart kaas had gekost. Samen gingen ze naar de boekingsmuis, die met een hoornen bril op achter zijn boekingsbureau zat.
‘U schrijft dus poëzie?’ vroeg de hoornen bril. ‘Ik mag toch aannemen dat het om literair werk gaat?’ Louis legde uit dat hij een gedicht had geschreven met mooie woorden.
‘Dat is niet literair!’ antwoordde de bril vol afschuw. ‘In de moderne poëzie gebruikt men geen woorden meer, laat staan mooie woorden!’ Hij draaide zich om en pakte een velletje papier uit een kast. ‘Ik zal je eens een subliem staaltje van de ware moderne poëzie laten lezen, jongeman.’ Uiterst voorzichtig legde hij het velletje voor Louis neer. ‘En, voel je de diepgang?’ vroeg de bril.
‘Ik zie alleen maar een inktvlek’, antwoordde Louis een tikkeltje ongemakkelijk.
‘Juist, maar begrijp je wat de dichter hier heeft willen zeggen? Let eens op de plaats waar de vlek zich bevindt’, vroeg de bril terwijl hij Louis met bijziende blik nieuwsgierig opnam.
‘In de rechter bovenhoek, mijnheer’, zei Louis.
‘Precies!’ riep de bril uit. Hij was inmiddels gaan staan en wees enthousiast op de inktvlek. ‘Draai nu het papier eens om en vertel me dán, waar hij zich bevindt.’
Louis legde het papier ondersteboven. ‘Nu zit hij in de linker benedenhoek.’
‘Precies, precies!’ riep de bril vol vuur. ‘Begrijp je nu de achterliggende gedachte van deze briljante dichter?’
‘Niet echt’, zei Louis met een benepen stemmetje.
De bril richtte zich met een diepe zucht tot de coachmuis. ‘Hij moet nog veel leren. Ik raad u aan om hem een opleiding te laten volgen op de Academie voor Poëtische Vormgeving.’
‘Moet ik dan weer naar school?’ wilde Louis weten.
‘Welnee! Het komt allemaal best in orde. Tegenwoordig kun je zo’n opleiding gewoon achter de computer in je holletje volgen’, stelde de coachmuis hem gerust.
‘Maar ik heb helemaal geen computer!’ riep Louis, die toch nog wat ongerust was.

Toen de computer was aangeschaft, moest Louis les nemen bij een softmuis. Ondertussen kwam de boekhoudmuis regelmatig langs om hem diverse nota’s te laten ondertekenen. Louis had nu helemaal geen tijd meer om op het marktplein zijn gedicht voor te dragen. Hij kon het trouwens niet eens meer, want hij voelde zich de laatste tijd niet erg lekker. Hij had al een tijdje last van slapeloosheid en concentratiestoornissen en hij voelde zich vaak moe en depressief.

Op een middag kwam Louis thuis en zag dat al zijn meubeltjes op straat stonden. Zijn holletje was verzegeld en er hing een plakkaat met de woorden: ‘Eigendom van de leenbankmuizen.’
‘U kunt zich het best tot de gemeentemuizen wenden. Daar kunt u zich laten inschrijven voor een huurholletje’, legden de leenbankmuizen hem met een vriendelijke glimlach uit.
De toch al zo gevoelige dichtmuis keek met betraande oogjes naar het bord en liep daarna verdrietig naar het gemeentehol, waar hij in de rij ging staan.
‘Waar komt u voor?’ vroeg de ambtmuis die achter het loket zat.
‘Ik wil me laten inschrijven voor een huurholletje’, antwoordde Louis.
‘Daarvoor moet u bij loket zeven zijn. De volgende graag!’
Louis ging bij loket zeven in de rij staan. Toen hij eindelijk aan de beurt was, vroeg de ambtmuis: ‘Uw postcode alstublieft!’
‘Die heb ik niet’, antwoordde Louis. ‘Ik heb helemaal geen holletje meer.’
‘Het spijt me, mijnheer, maar zonder postcode kunnen we u niet helpen. De volgende!’

‘Ik heb goed nieuws voor je’, zei de coachmuis. ‘Je kunt, tegen een niet ál te hoge prijs, een holletje huren bij de bril. Je hoeft alleen maar een kleine schuldbekentenis te ondertekenen.’
Louis keek de coachmuis geschrokken aan, maar deze haalde zijn schouders op en zei: ‘Het komt allemaal heus wel in orde, als je eenmaal beroemd bent stroomt het geld vanzelf binnen.’

Louis zat voor zijn computer en keek terneergeslagen naar een vel papier met een vetvlek. Daar had zijn allerlaatste stukje kaas gelegen en nu had hij niets meer te eten. Hij dacht na, maar zijn hoofd was zo in de war. Wat had de coachmuis ook alweer gezegd? Oh ja, over zijn toekomst, als hij beroemd zou zijn. Maar Louis wilde helemaal niet beroemd worden. Hij wist eigenlijk ook niet precies meer wat hij dan wél wilde. Het had iets te maken met mooie woorden en een marktplein. Hij staarde naar het papier met de vetvlek en schudde vertwijfeld zijn kop. Hij kon het zich niet meer herinneren.

‘U heeft dus last van depressies?’ vroeg de psychomuis. ‘Gaan deze soms gepaard met periodes van buitensporig dure aankopen?’ Louis dacht aan het getailleerde jasje, de computer en de dure programma’s, die de softmuis nodig had gevonden voor zijn onderneming. Hij knikte.
‘Juist, juist’, zei de psychomuis en noteerde: ‘manisch’.
‘Droomt u geregeld?’
‘Ja, heel nare dromen’, antwoordde Louis. ‘Ik droom dat ik een gedicht wil voordragen en dan … oh, het is zo vreselijk!’ snikte hij. ‘Dan word ik achtervolgd door het uniform, de belastingmuis, de adviesmuis en de boekhoudmuis met allemaal formulieren en rekeningen!’
‘Juist, juist’, prevelde de psychomuis en noteerde: ‘paranoïde’. ‘Ik zal u ter observatie moeten laten opnemen’, legde de psychomuis uit. ‘Er is echter sinds vanmorgen een kleine wijziging ingevoerd wat betreft de zorgverzekering. U zult de onkosten helaas zelf moeten betalen.’
Er vlamde iets in de ogen van Louis en wanhopig riep hij: ‘Ik heb een belachelijk dure verzekering moeten afsluiten!’ en hij sloeg boos met zijn vuist op de divan.
‘Juist, juist’, mompelde de psychomuis en noteerde: ‘neiging tot agressief gedrag’.

De bril liep naar het holletje van Louis. Hij was nieuwsgierig of deze vorderingen had gemaakt met zijn studie in de moderne dichtkunst. De dichtmuis was er echter niet en de bril wilde net weer vertrekken, toen zijn oog viel op het vel papier met de vetvlek, dat naast de computer lag. Hij hield zijn adem in en heel voorzichtig, alsof het een heiligdom betrof, pakte hij het tussen duim en wijsvinger op. In vervoering bekeek hij de kaasafdruk en fluisterde: ‘Het is hem gelukt!’ Een snik welde op in zijn keel. Deze vetvlek steeg mijlenver uit boven de inktvlek. Het was de meest pure vorm van de ware moderne poëzie en in hoogte niet te overtreffen. Terwijl de bril intens bewogen keek naar deze hoogstaande dichtkunst, kwamen er drie potige muizen binnen. Ze tilden de tafel met computer op en het bed van Louis. Ze namen alles mee, zelfs Louis’ kaasplankje.
‘Mag ik effe, meneer?’ zei één van de potige muizen en hij griste het papier tussen de vingers van de bril vandaan. Verbijsterd staarde de bril naar de ander en riep: ‘Wie bent u en wat heeft dit alles te betekenen?’
‘Faillissement, meneer!’ zei één van de potige muizen. ‘We hebben opdracht gekregen om de hele boel in beslag te nemen.’

Arme Louis wist niets van dit alles. Hij lag heel stil op zijn ruggetje onder een struik, met een glimlach rond zijn verstijfde lippen. Hij was heengegaan naar de eeuwige marktpleinen. Daar mocht hij eindelijk zijn gedicht voordragen aan de Grote Muis, die vol belangstelling luisterde en met vriendelijke stem tot hem sprak: ‘Louis, je krijgt hier een heel speciaal plekje, want je bent een échte dichtmuis!’